Scriptiestructuur

Hoe is je scriptie opgebouwd?

Voordat je je scriptie gaat schrijven, wil je een duidelijk beeld hebben van de scriptiestructuur die je gaat gebruiken. Wij leggen je hoofdstuk voor hoofdstuk uit hoe je scriptie is opgebouwd, inclusief handige aanwijzingen voor wat er in elk hoofdstuk moet komen te staan.

Let op: check de voorschriften van jouw studie

De scriptiestructuur die wij beschrijven, is de algemene opbouw voor je scriptie. Soms hanteren opleidingen afwijkende eisen qua structuur. Check daarom altijd goed welke eisen voor jouw opleiding gelden voordat je aan het schrijven slaat. De structuur die jouw opleiding hanteert, is uiteraard leidend.

Tip: zet vooraf de structuur van je scriptie in Word

Een handige tip voor bij het schrijven van je scriptie is deze: noteer vooraf de hoofdstukken voor je scriptie in Word. Geef per hoofdstuk aan wat je in dat hoofdstuk ongeveer gaat bespreken. Dit helpt je om straks te bepalen welke informatie waar hoort te staan.

Zo ziet je scriptiestructuur eruit

Hoewel de structuur eisen dus iets kunnen verschillen per opleiding, zie je dat veel opleidingen een min of meer gelijke scriptiestructuur aanhouden. De standaard opbouw voor een onderzoeksverslag of scriptie is als volgt:

  1. Titelpagina
  2. Voorwoord
  3. Samenvatting/Abstract
  4. Inhoudsopgave
  5. Optioneel: figuren- en tabellenlijst, begrippenlijst, lijst met afkortingen
  6. Inleiding
  7. Theoretisch kader
  8. Methodologie
  9. Resultaten
  10. Conclusie
  11. Discussie
  12. Optioneel: adviesrapport/aanbevelingen
  13. Nawoord/reflectie
  14. Literatuurlijst
  15. Bijlagen (appendix)

Uiteraard zal niet elke scriptie al deze onderdelen bevatten. Als jij geen figuren of tabellen in je scriptie hebt staan, hoef je uiteraard ook geen figuren- en tabellenlijst te maken. Ook een adviesrapport of nawoord is niet bij elke opleiding nodig. Zo zijn er nog wel meer hoofdstukken die bij de ene studie wel en bij de andere niet verplicht zijn.

Titelpagina

Dit is de voorpagina van je scriptie. Hier staan in elk geval je titel en eventuele ondertitel op. Bovendien noteer je je naam, opleiding, inleverdatum, studentnummer en soms nog aanvullende informatie, zoals wie je scriptiebegeleider is en wat de datum is. Je opleiding heeft vaak voorschriften voor wat wel en niet op de titelpagina moet staan. Denk aan een logo van de universiteit en wel/geen afbeelding.

Soms komt na een titelpagina een informatiepagina. Hier herhaal je de titel en eventuele ondertitel, jouw gegevens en die van je begeleiders. Verder kun je hier aanvullende informatie kwijt, zoals informatie over je opleiding.

Voorwoord (optioneel)

Het voorwoord is een persoonlijke noot voordat je lezer de scriptiematerie in duikt. In dit hoofdstuk deel je iets over je persoonlijke ervaringen tijdens het schrijven, jouw achtergrond of je relatie tot het scriptieonderwerp. Vaak is het voorwoord ook bedoeld om de mensen te bedanken die jou hebben geholpen om je scriptie te realiseren.

Je schrijft het voorwoord in de ik- of wij-vorm. Een voorwoord telt meestal maximaal zo’n vier tot vijf alinea’s.

Niet bij elke opleiding is een voorwoord verplicht. Vraag bij je scriptiebegeleider na hoe dit voor jou zit.

Samenvatting

Dit hoofdstuk staat ook wel bekend als het ‘abstract’ en is vaak zo’n 150 tot 300 woorden lang (soms wat langer, afhankelijk van de eisen van je opleiding). In de samenvatting vat je je onderzoek zo beknopt mogelijk samen. Je gaat kort in op de achtergrond, de gebruikte methoden, de resultaten en de conclusies. Vanwege de beperkte ruimte kom je snel tot de kern en bespreek je in de samenvatting alleen informatie die echt van belang is.

In je samenvatting komt in elk geval de volgende informatie aan bod:

  • Wat is het onderwerp van je scriptie?
  • Wat is je hoofdvraag of de probleemstelling?
  • Welke methoden heb je gebruikt voor je onderzoek?
  • Wat zijn de gevonden resultaten?
  • Wat is je conclusie (het antwoord op de hoofdvraag)?
  • Welke aanbevelingen of suggesties voor vervolgonderzoek doe je?

Let op: soms is het gebruikelijk om zowel een samenvatting in het Nederlands als een samenvatting in het Engels op te nemen, ook als je je scriptie verder in het Nederlands schrijft. Vraag bij je scriptiebegeleider hoe dit voor jou zit.

Inhoudsopgave

Uiteraard wil de lezer weten welk hoofdstuk op welke pagina te vinden is. Dat is terug te zien in de inhoudsopgave. In de inhoudsopgave komen alle hoofdstukken en paragrafen van je scriptie te staan, ook de bijlagen.

Diverse lijsten (optioneel)

Als je diverse figuren en/of tabellen in je scriptie hebt opgenomen, kan een figuren- en tabellenlijst nuttig of zelfs verplicht zijn. In deze lijst som je alle figuren en tabellen op die je in je scriptie hebt gebruikt.

Als je regelmatig afkortingen gebruikt in je scriptie is een lijst met afkortingen soms nuttig. Zo kan de lezer snel terugvinden waar een afkorting voor staat. Zet de afkortingen in deze lijst op alfabetische volgorde.

Daarnaast zie je soms een begrippenlijst. Daarin neem je alle begrippen op, inclusief een korte definitie. Ook deze lijst staat op alfabetische volgorde.

Inleiding

Dan volgt de inleiding, waarin je je lezer prikkelt om de rest van je scriptie te lezen. Dat doe je onder meer door te benadrukken wat jouw onderzoek relevant maakt. Dit kun je onderbouwen met feiten, cijfers en percentages. Bekijk eventueel een voorbeeld-inleiding in een andere scriptie om te zien hoe dit hoofdstuk eruit kan zien.

In je inleiding zal in elk geval het volgende aan bod komen:

  • introductie van je onderwerp;
  • beschrijving van je eventuele opdrachtgever;
  • de aanleiding voor je onderzoek;
  • probleemstelling;
  • doelstelling;
  • het (maatschappelijk, praktisch en/of wetenschappelijk) nut van je onderzoek;
  • onderzoeksvraag en eventuele deelvragen;
  • korte beschrijving van je onderzoeksopzet;
  • leeswijzer.

Verder staat in de inleiding soms het conceptueel model. Dat is een visuele weergave van de verschillende variabelen in je onderzoek en de (mogelijke) relatie daartussen. Een conceptueel model is niet altijd verplicht. Soms staat dit model in het theoretisch kader in plaats van in de inleiding.

Theoretisch kader

In het theoretisch kader bespreek je bestaande literatuur over jouw onderwerp. Dit doe je om de theoretische deelvragen te beantwoorden of om tot hypothesen te komen die je met je onderzoek zult bevestigen of onderuithalen.

Let op: de opbouw van een verslag op het hbo zit soms anders in elkaar dan dat van een wo-scriptie. Het kan zijn dat je als hbo-student eerst de methodologie moet bespreken en pas daarna het theoretisch kader schetst. Ook is het mogelijk dat je inleiding en theoretisch kader één hoofdstuk vormen. Check dus goed hoe dit bij jouw opleiding zit.

Methodologie

In je scriptie moet je verantwoorden hoe je je onderzoek hebt opgezet en waarom je het op die manier hebt aangepakt. Dat doe je in het methodologie-hoofdstuk. Hier beschrijf je onder meer:

  • de opzet van je onderzoek;
  • de gekozen onderzoeksmethode (experiment, enquêtes, etc.);
  • kenmerken van de data;
  • waar relevant een beschrijving van de onderzoekspopulatie;
  • wat je hebt gedaan om de betrouwbaarheid en validiteit te vergroten;
  • de vorm van data-analyse.

Het idee is dat je je onderzoeksmethode zo gedetailleerd beschrijft dat de lezer je onderzoek in principe zelf opnieuw kan uitvoeren om zo de resultaten te checken.

Resultaten

Uit je onderzoek komen resultaten voort. Die bespreek je in het resultatenhoofdstuk. Dit doe je bij statistische data volgens specifieke formuleringseisen. Zo geef je bij statistische data vaak het gemiddelde en de standaarddeviatie en moet je ook laten zien of de gevonden verschillen tussen groepen significant zijn.

Conclusie

Het antwoord op je hoofdvraag en eventuele deelvragen komt terug in de conclusie. Door de deelvragen een voor een te beantwoorden, kom je tot een antwoord op de hoofdvraag. In je conclusie mag geen nieuwe informatie meer aan bod komen.

Discussie

Waar je in de conclusie dicht bij de feiten blijft, ga je in de discussie je resultaten interpreteren. Je geeft in dit hoofdstuk mogelijke interpretaties op basis van je resultaten. Daarnaast benoem je in hoeverre je uitkomsten aansluiten op de besproken theorie of dat ze juist niet op basis van de theorie te verklaren zijn. Ten slotte bespreek je eventuele belemmeringen van het onderzoek en doe je suggesties voor vervolgonderzoek.

Aanbevelingen (optioneel)

Aanbevelingen of een adviesrapport zie je vaak terug bij scripties voor een opdrachtgever of stagebedrijf. In dit hoofdstuk doe je dan concrete haalbare aanbevelingen aan de opdrachtgever op basis van je onderzoeksbevindingen. Die aanbevelingen zijn uiteraard bedoeld om het probleem dat je hebt onderzocht op te lossen.

Een adviesrapport is overigens vaak een losstaand document. Hoef je alleen een paar concrete aanbevelingen te doen? Dan krijgen die vaak een plek in de scriptiestructuur na de discussie. Schrijf je een los adviesrapport? Dan lever je dat als apart document in. Soms komt het adviesrapport ook los in de bijlagen te staan. Informeer bij je scriptiebegeleider wat de richtlijnen hiervoor bij jouw scriptie zijn.

Soms zie je daarnaast een implementatieplan. Daarin licht je toe hoe de opdrachtgever de aanbevelingen concreet kan uitvoeren, wat een handig tijdspad is, etc. Als de opdrachtgever direct met de stappen aan de slag wil gaan, is een implementatieplan wellicht handig. Overleg met je opdrachtgever en scriptiebegeleider of in jouw geval zo’n plan nodig is.

Nawoord/reflectie (optioneel)

Sommige opleidingen vragen je om een nawoord of reflectie te schrijven. Dit nawoord heeft twee mogelijke functies. De eerste functie is mensen bedanken voor hun hulp (dat is overbodig als je in het voorwoord al een dankwoord hebt opgenomen). De tweede functie is reflecteren op het werken aan je scriptie. Hoe is het proces verlopen? Hoe vond je de samenwerking gaan? Wat heb je geleerd van het werken aan je scriptie?

Sommige opleidingen vragen je om het proces in een apart reflectieverslag te evalueren. Dat verslag is dan geen onderdeel van je scriptie. Check vooraf bij je scriptiebegeleider hoe jij dit moet aanpakken.

Literatuurlijst

In de literatuur komen alle bronnen terug die je in je scriptie hebt gebruikt. Dat varieert van boeken tot wetenschappelijke artikelen en websites. Voor de bronvermelding volg je de referentiestijl die jouw opleiding aanhoudt. Vaak is dat de APA-stijl of - bij rechtenstudies - de Leidraad voor juridische auteurs.

De bijlagen

Sommige documenten zijn een belangrijk onderdeel van je onderzoek, maar zijn te gedetailleerd om in zijn geheel in je scriptie op te nemen. Denk bijvoorbeeld aan interviewtranscripten of enquêtes. Dat soort belangrijke documenten neem je daarom als bijlagen bij je scriptie op. De lezer kan dankzij de bijlagen de uitvoering van je onderzoek en de resultaten controleren als diegene dat zou willen.

Vergeet niet om in de lopende tekst ook naar de bijlagen te verwijzen. Bespreek je de interviews die je hebt afgenomen? Verwijs dan bijvoorbeeld naar de bijlage waarin de interviewtranscripten staan. Nummer de bijlagen ook, zodat de lezer eenvoudig de juiste bijlage kan vinden.

Hoe ziet een scriptie er concreet uit?

De beschreven scriptiestructuur is een handige leidraad voor de manier waarop veel scripties zijn opgebouwd. Maar zoals gezegd is deze opbouw niet in beton gegoten. Het is goed mogelijk dat jouw opleiding er een andere indeling op nahoudt.

Bekijk ter inspiratie ook de scriptievoorbeelden om te zien hoe andere studenten hun scriptie opbouwen. Kijk daarbij vooral naar scripties die eerder binnen jouw vakgebied zijn geschreven.

Hulp nodig? Laat je scriptiestructuur checken!

Twijfel je of alles in je scriptie staat wat erin moet staan? Wil je weten of je alle onderdelen op de juiste plek hebt besproken? De editors van AthenaCheck kunnen een structuurcheck voor je doen, zodat je zeker weet dat jij geen enkel onderdeel over het hoofd hebt gezien. Laat ons je scriptie nakijken op structuur, taal en/of rode draad. Net wat jij fijn vindt!