Zo gebruik je alinea’s en paragrafen in je scriptie

Voor een goed leesbare scriptie is een logische alinea-indeling heel belangrijk. Door regelmatig tussenkopjes en witregels te gebruiken, leest je tekst prettig weg. Een goede structuur in je alinea’s, duidelijke koppen en verbindingswoorden dragen daar ook aan bij. Hoe splits je jouw informatie goed op in paragrafen en alinea’s in je scriptie? Wij helpen je op weg.

Paragraaf vs. alinea

Elke scriptie bestaat uit hoofdstukken, die op hun beurt bestaan uit paragrafen en alinea’s. Hoofdstukken zijn onder meer het voorwoord, de inleiding, het theoretisch kader en de conclusie. Binnen die hoofdstukken verdeel je de informatie over alinea’s, die samen weer paragrafen vormen.

Paragraaf

Een paragraaf bestaat uit één of meer alinea’s die ingaan op een bepaald deelonderwerp uit een hoofdstuk. Je herkent paragrafen aan een aparte kop, vaak in combinatie met een paragraafnummer. Een voorbeeld is ‘3.3 Onderzoeksdesign’ of ‘Suggesties voor verder onderzoek’.

Paragrafen gebruik je alleen als een hoofdstuk op meerdere deelonderwerpen ingaat die je apart kunt bespreken. Dit geldt bijvoorbeeld voor het methodehoofdstuk, waarin je paragrafen zult hebben over onder meer de gekozen steekproef, de onderzoeksopzet, de dataverzameling en de data-analyse.

Overigens kan een paragraaf ook subparagrafen hebben, met opnieuw ieder een eigen kop. Dit komt bijvoorbeeld voor als je onder het kopje onderzoeksdesign apart iets vertelt over drie verschillende aspecten van je onderzoeksdesign.

Tussen het eind van de ene paragraaf en het begin van de volgende paragraaf zet je altijd een witregel.

Alinea

Paragrafen bestaan uit alinea’s. Elke alinea gaat over een bepaald thema binnen het deelonderwerp. Het idee is dat elke alinea één of twee kernzinnen bevat en dat de overige zinnen daar een toelichting op geven. Een alinea bestaat altijd uit meerdere zinnen.

Na een alinea begin je op de volgende regel. Vaak zie je tussen twee alinea’s een inspringing waar de volgende alinea begint, maar het komt ook weleens voor dat je een witregel tussen alinea’s gebruikt. Check bij je scriptiebegeleider wat de standaard daarvoor binnen jouw opleiding is.

Alinea’s verbinden

Alinea’s staan nooit op zichzelf. Ze vormen samen binnen een paragraaf of hoofdstuk één geheel. Daarom is het belangrijk dat je alinea’s in een logische volgorde staan en dat de samenhang duidelijk is.

Alinea’s met elkaar verbinden doe je ten eerste door alle alinea’s die over één specifiek onderwerp gaan te bundelen in een paragraaf of hoofdstuk. Uiteraard in een logische volgorde. Ten tweede maak je gebruik van verbindingswoorden  (ook wel ‘signaalwoorden’) om aan te geven hoe een alinea zich verhoudt tot de vorige alinea.

Verbindingswoorden zijn woorden als ‘ten eerste’, ‘ten tweede’, ‘bovendien’, ‘echter’, ‘hoewel’ of ‘kortom’. Deze woorden kun je niet alleen aan het begin van een alinea gebruiken; ze worden ook gebruikt om verbindingen binnen alinea’s (tussen zinnen of binnen een zin) aan te geven.

Tips voor je alinea-indeling

Een logische alinea-indeling is belangrijk om je scriptie leesbaar te maken. Je voorkomt ermee dat je tekst van de hak op de tak lijkt te gaan of dat de lezer dingen verkeerd interpreteert.

Om je op weg te helpen met de alinea-indeling, geven we je tot slot nog een paar tips:

  • Bepaal van tevoren hoe jouw scriptiestructuur eruitziet. Bedenk ook vóór het schrijven van een hoofdstuk welke (sub)paragrafen er in dit hoofdstuk komen te staan. Dat maakt het schrijfproces daarna gemakkelijker.
  • Zorg ervoor dat alle hoofdstukken en paragrafen een kop hebben.
  • Gebruik alleen paragrafen als je twee of meer deelonderwerpen bespreekt in een hoofdstuk.
  • Werk je met hoofdstuk- en paragraafnummers? Vergeet dan niet om elk kopje een nummer te geven.
  • Maak je alinea’s niet te lang. Begin bij voorkeur om de 6-10 regels een nieuwe alinea.
  • Twijfel je over je alinea-indeling? Kijk dan of in elke alinea op z’n minst één kernzin met de hoofdboodschap staat. Als dat niet zo is, kun je deze alinea misschien beter combineren met een andere alinea.
  • Vergeet niet verbindingswoorden te gebruiken tussen alinea’s of tussen zinnen. Dit hoeft niet bij elke alinea of zin, maar het is fijn als er af en toe een verbindingswoord wordt gebruikt.
  • Check of je alinea’s langer zijn dan één zin. Is dat niet het geval? Kijk of je alinea’s kunt combineren.
  • Maak consequent gebruik van inspringing of witregels als je een nieuwe alinea begint.

Hulp nodig bij je alinea-indeling?

Vind je het lastig om de rode draad in je scriptie te behouden? Je hoeft er niet in je eentje mee te stoeien. De editors van AthenaCheck kunnen je scriptie nakijken op structuur, taal of rode draad. We helpen je graag om van jouw scriptie één prettig leesbaar geheel te maken.