Welke onderzoeksdesigns zijn er en hoe maak je de keuze?

Voor je onderzoek kies je een bepaald onderzoeksdesign. Oftewel: je maakt keuzes over de vorm waarin je je onderzoek gaat uitvoeren. Hoeveel meetmomenten zijn er bijvoorbeeld? Is er één doelgroep of ga je meerdere doelgroepen vergelijken? Lees hier welke verschillende onderzoeksdesigns er zijn en wat ze precies inhouden.

Wat is het onderzoeksdesign?

Om antwoord te krijgen op je onderzoeksvraag, gebruik je een bepaalde onderzoeksmethode. Denk aan enquêtes, interviews of een experiment. Zodra je je onderzoeksmethode helder hebt, ga je een stap verder door je volledige onderzoek vorm te geven. Dit doe je met een onderzoeksdesign.

Voor je onderzoeksdesign maak je onder andere keuzes over:

  • de onderzoeksmethode;
  • de doelgroep;
  • de manier waarop je een steekproef neemt;
  • de procedure voor dataverzameling;
  • de methode voor data-analyse.

In je methodehoofdstuk geef je altijd een beschrijving van je onderzoek en een onderbouwing van je gemaakte onderzoekskeuzes. Hierin licht je ook toe wat je hebt gedaan om de validiteit en betrouwbaarheid van het onderzoek te vergroten.

Welke verschillende onderzoeksdesigns zijn er?

Het meest simpele onderzoeksdesign houdt in dat je bij één doelgroep op één moment één meting doet. Maar het kan ook zijn dat je bijvoorbeeld meerdere groepen vooraf en achteraf meet en de resultaten dan vergelijkt. Het onderzoeksdesign zit in dat geval meer complex in elkaar.

Het belangrijkste onderscheid in onderzoeksdesigns is dat tussen kwantitatieve en kwalitatieve onderzoeksdesigns.

Kwantitatieve onderzoeksdesigns

Bij kwantitatieve onderzoeksdesigns ga je aan de slag met cijfermatige informatie. Je verzamelt informatie die in cijfers, statistieken of percentages uit te drukken is en meet die informatie op bepaalde momenten bij bepaalde groepen.

Bij een kwantitatieve benadering is het onderzoeksdesign meer vaststaand. Je kunt niet zomaar tussentijds iets aanpassen; dat zou je resultaten beïnvloeden.

Er zijn verschillende soorten kwantitatieve onderzoeksdesigns:

  1. Experimenteel onderzoek: een onafhankelijke variabele manipuleren om te meten welk effect die manipulatie heeft op een afhankelijke variabele bij een groep participanten die je willekeurig in tweeën splitst (één groep met en één zonder manipulatie).
  2. Quasi-experimenteel onderzoek: een experiment waarbij je de resultaten van een manipulatie meet bij twee niet-willekeurig gekozen doelgroepen. Je vergelijkt hierbij de resultaten van bestaande groepen die je niet zelf zo hebt ingedeeld.
  3. Descriptief onderzoek: een beschrijving van gemiddelden, trends of frequenties geven door variabelen te meten zonder er invloed op uit te oefenen.
  4. Correlationeel onderzoek: variabelen bepalen zonder er invloed op uit te oefenen om zo te meten in hoeverre variabelen een correlatie hebben (let op: een correlatie betekent niet per se een causaal verband).

Kwantitatieve onderzoeksdesigns kunnen er bijvoorbeeld als volgt uitzien:

  • hypothesen toetsen over een eventuele relatie tussen variabelen;
  • variabelen meten door frequenties of gemiddelden te bepalen;
  • groepen met elkaar vergelijken die op één of meerdere aspecten van elkaar verschillen;
  • de resultaten voor en na een wijziging in het beleid meten en met elkaar vergelijken om zo de effectiviteit van de wijziging te bepalen.

Kwalitatieve onderzoeksdesigns

Kwalitatieve onderzoeksdesigns laten vaak meer ruimte toe voor flexibiliteit. Je kunt een kwalitatieve benadering vaak nog tijdens je onderzoek enigszins aanpassen als de resultaten daar om vragen.

De bekendste vormen van kwalitatieve onderzoeksdesigns zijn:

  1. Case study: één specifiek geval (bijvoorbeeld één persoon of één gebeurtenis) in detail onderzoeken om deze zo goed mogelijk vanuit alle opzichten te begrijpen.
  2. Etnografie: de cultuur van een gemeenschap of groep observeren door zelf onderdeel te worden van deze groep en op die manier informatie te verzamelen (= actieve observatie).
  3. Passieve observatie: een fenomeen, groep of cultuur observeren zonder daar zelf deel van uit te maken.
  4. Grounded theory: een theorie ontwikkelen door kwalitatieve informatie op een systematische manier te verzamelen, categoriseren en analyseren totdat je patronen hebt ontdekt.

Voorbeelden van kwalitatieve onderzoeksdesigns zijn:

  • overtuigingen van een bepaalde groep begrijpen door hen te ondervragen;
  • een specifieke cultuur doorgronden door mensen binnen deze cultuur te observeren;
  • meningen over een bepaald beleid achterhalen via een focusgroep.

Mixed methods-design

Daarnaast is een combinatie van een kwalitatieve en kwantitatieve benadering mogelijk. Dit wordt een mixed methods-design genoemd. Zo’n gecombineerde aanpak geeft je vaak een nog beter beeld van jouw onderzoeksonderwerp. Ook zorgt het ervoor dat je je conclusies beter kunt onderbouwen.

Een voorbeeld van een mixed methods-design zou zijn dat je eerst een focusgroep (=kwalitatief onderzoek) opzet om een onderwerp verder uit te diepen, en vervolgens op basis van de uitkomsten bepaalt hoe je je experiment gaat inrichten. Je gebruikt dan de uitkomsten uit het kwalitatieve onderzoek om het kwantitatieve onderzoek vorm te geven.

Ook een optie: deskresearch

Niet altijd is het nodig om voor onderzoek zelf (kwalitatieve of kwantitatieve) data te verzamelen (dat wordt fieldresearch genoemd). In plaats van fieldresearch, onderzoek waarbij je zelf data verzamelt, kun je ook deskresearch doen. Dit betekent dat je eerder verzamelde data gebruikt voor jouw onderzoek, bijvoorbeeld bestaande onderzoeksartikelen, rapportages of gegevens van een overheidsinstelling.


Een vorm van deskresearch is een literatuurstudie. Dit betekent dat je de resultaten en conclusies niet alleen baseert op bestaande data, maar dat je onderzoek bestaat uit een samenvoeging van eerder uitgevoerd onderzoek. Je bekijkt bijvoorbeeld een groot aantal wetenschappelijke artikelen over een bepaald onderwerp en kijkt of de resultaten in dezelfde richting wijzen. Op basis van een blik op dat grote aantal artikelen kom je tot een antwoord op je onderzoeksvraag.

 

Waar moet je op letten bij je onderzoeksdesign?

Het is belangrijk dat je onderzoeksdesign aansluit bij je onderzoeksvraag en bij het doel van je onderzoek. Dat is niet het enige wat telt. Het is ook belangrijk dat je onderzoeksdesign praktisch haalbaar is. Houd daarom ook rekening met onder meer het volgende:

 

  • Is dit onderzoeksdesign haalbaar gezien de tijd die je hebt voor de dataverzameling?

  • Kies je voor longitudinaal onderzoek (je doet op meerdere momenten in de tijd bij dezelfde groep metingen) of voor cross-sectioneel onderzoek (je doet maar één keer een meting bij elk persoon)? 

  • Is je methode van dataverzameling haalbaar? Moet je bijvoorbeeld naar mensen toe reizen om data te verzamelen of kan dat digitaal? 

  • In hoeverre verwacht je dat mensen bereid zijn aan je onderzoek mee te doen? Is het aantal benodigde participanten realistisch?

  • Heb je toegang tot de informatie die je nodig hebt (bijvoorbeeld als je gesprekken wilt analyseren)? Wat moet je daar eventueel nog voor regelen?

  • Beheers je de benodigde statistische analyses goed om je onderzoek te kunnen doen? 

  • Is je onderzoek ethisch verantwoord of heb je wellicht toestemming nodig van de ethische commissie binnen jouw opleidingsinstituut?

Jouw scriptie vrij van taalfouten inleveren?

Heb je straks alle keuzes gemaakt over je onderzoeksopzet en zit je onderzoek erop? Dan helpen de taalexperts van AthenaCheck je graag om de taalfouten uit je scriptie te filteren en je scriptie te verbeteren in termen van structuur en rode draad. Bekijk hoe de AthenaCheck-editors jou kunnen helpen.